Onder gemmotherapie verstaan we het gebruik van plantaardige embryonale weefsels zoals jonge kiemen, verse knoppen, wortelvezels. Ze worden gemacereerd in een mengsel van water/alcohol/glycerine, waarbij we een extract bekomen genaamd glycerine-maczeraat.
Het woord gemmotherapie is afgeleid van het Latijnse woord "gemmae" wat knop betekent. Een knop onststaat tijdens een tijdelijke "dood" van een boom of plant in de winter. De knop vertoont aan de basis meristemen, dit is embryonaal weefsel , samengesteld uit ongedifferentieerde cellen. Ze hebben klenine, compacte vacuolen, een dunne wand, niet-functionele plasten en ze vermenigvuldigen zich snel.
Deze weefsel sterven nooit af en produceren ieder jaar opnieuw de bladeren van de boom. Eén van deze embryonale cellen kan in vitro een volledige boom reconstrueren.
De jonge knoppen van bomen en struiken bevatten alle kennis van de toekomst van de boom. Deze embryonale weefsels zijn totipotent en bevinden zich in een fase van intensieve celdeling. Ze bevatten meer nucleïne zuren ( genetische informatie) dan alle andere weefsels en tevens vitaminen en mineralen, oligo elementen (Oligo-elementen zijn mineralen die slechts in een zeer kleine hoeveelheid in het lichaam voorkomen.), andere elementen zoals plantenhormonen ( auxine en gibberelinne), enzymen en vooral het mineraalrijke sap in de lente.
Gemmotherapie werkt voornamelijk met fyto-embryonale weesfsel. dat werkzaam is op het vlak van de regeneratie, het stimuleren en de drainage van cellen.
Bron: De gemmotherapie - geneeskunde van de knoppen door Philippe Andrianne ( ean: 978-2-8755-2057-9)